Door: Floor van Twuijver

Voor iemand die het nieuws volgt is dit oud nieuws: de arbeidsmarkt is krap, zeer krap. Vooral in de techniek zijn grote tekorten. Daar hoef je het nieuws eigenlijk niet eens voor te volgen. Iedereen die de laatste jaren heeft geprobeerd een vakkracht in te huren, zoals een monteur of een loodgieter, weet hoe lastig dit is.

Tegelijkertijd komen er nog steeds cijfers naar buiten over het onbenutte arbeidspotentieel van statushouders: zeven jaar nadat statushouders hun status hebben ontvangen, heeft slechts 44 procent betaald werk. Hoewel dit percentage stijgend is, betekent dit dat meer dan de helft nog steeds thuis zit.

Je zou hierbij toch denken dat één plus één twee is, waarbij deze groep opgeleid wordt tot vakkracht? Helaas is dit niet het geval. Gelukkig is er een groep werkgevers die wel zo denkt en mooie leerwerktrajecten heeft opgetuigd, maar deze groep is naar mijn mening nog veel te klein. Deze werkgevers zijn namelijk grote namen met budgetten en ruimte voor kansen. Dus hoe zit het met de rest?

Startkwalificatie

Om dit uit te zoeken ben ik me gaan verdiepen in wat er nu voor nodig is om gediplomeerd vakkracht te worden. Het sleutelwoord hierin is de startkwalificatie. Opleidingen tot loodgieter of elektromonteur zijn allemaal op mbo 3 niveau. Als je daar kan instromen, gaat er een wereld voor je open. Maar om op mbo 3 niveau in te kunnen stromen heb je óf een gewaardeerd diploma nodig uit het land van herkomst nodig, óf een mbo 2 vooropleiding. Daarnaast moet je minimaal B1-niveau Nederlands spreken.

Een gewaardeerd diploma uit land van herkomst is voor deze doelgroep vaak niet realistisch. Veel van hen hebben met name praktijkervaring en hebben nooit een officieel diploma behaald. Daarnaast zijn de meeste vluchtelingen naar Nederland gekomen nadat ze al hun schoolperiode achter zich gelaten hebben, waardoor een mbo 2 vooropleiding minstens zo onrealistisch is.

En voor wat het taalniveau betreft; B1 is behoorlijk gevorderd. Voor de beeldvorming: volgens de definitie ben je dan een ‘onafhankelijke gebruiker’.

Het gat tussen de trajecten en de startkwalificatie

Deze startkwalificaties gelden voor de meeste trajecten tot vakkracht. Dit is ook niet gek, want de investering komt tenslotte vanuit de werkgever. Zij moeten trajecten haalbaar en betaalbaar houden. Is het antwoord op het gat tussen het grote potentieel enerzijds en het tekort op de arbeidsmarkt anderzijds niet ‘gewoon’ de opleiding?

De rol van de overheid

En dan is er nog een belangrijke belemmering die ik niet genoemd heb: je kunt slechts gebruik maken van studiefinanciering tot je 27e levensjaar. Daarna zijn er nog wel regelingen zoals een studiekrediet, maar dit moet je allemaal terugbetalen. De meeste statushouders hebben die leeftijd al bereikt als ze klaar zijn met hun inburgering. Ook de opleidingsroute van Nieuwe Wet Inburgering is niet gericht op inburgeraars die deze leeftijd gepasseerd zijn. Toen ik met een mbo-opleider belde om hierover te informeren, werd me verteld dat je ”als je ouder bent dan dertig, je inderdaad veroordeeld bent tot ongeschoold werk”.

Dit lijkt me niet op de oplossing om het grote tekort aan vakpersoneel tegen te gaan. De business case is volgens mij dan ook simpel: investeer als overheid ook in dit potentieel in plaats van je te richten op het financieren van uitkeringen. Alleen dan help je de economie verder.

Wat hier echter niet aan bijdraagt is dat gemeenten gestuurd worden om mensen zo snel mogelijk uit een uitkering proberen te krijgen. Op zich logisch, het is namelijk precies de business case die ik maak. Maar deze sturing is teveel op de korte termijn gericht. Om het simpel te zeggen: Een gemeente behaalt haar doelen beter als ze iemand direct kan laten uitstromen in magazijnwerk, dan met een langer en duurder traject dan een leerwerktraject. Zo benut je het potentieel niet optimaal. Dat is zonde voor de mensen zelf en draagt dus niet bij aan de oplossing die zo voor handen ligt.

Verschil in potentieel met arbeidsmigranten

Als oplossing hoor ik ook vaak dat wij  meer arbeidsmigranten naar Nederland kunnen halen. Dit kan zeker en is misschien op de zeer korte termijn ook wel een deel van de oplossing in de tekorten. Maar vergeet niet dat het investeren in de groep nieuwkomers  dit op langere termijn veel meer oplevert. Zij ontvangen nu namelijk al een uitkering omdat ze langs de kant staan en leveren geen belastinginkomsten op. Door deze groep aan het werk te helpen snijdt het mes aan twee kanten. Verder wonen ze al in Nederland en hoeft en hoeft er geen extra huisvesting geregeld te worden. Bovendien wordt het verdiende geld geconsumeerd in de Nederlandse economie in plaats van dat het mee terug gaat naar het land van herkomst, zoals we vaak zien bij arbeidsmigranten.

Investeren in het arbeidspotentieel van statushouders is dus zeker geen liefdadigheid, maar levert maatschappelijke én economische winst op.

Laten we de belemmeringen wegnemen

Hoe we dit voor elkaar krijgen? Door de eerder genoemde belemmeringen weg te nemen:

  • We kunnen extra ondersteunen op het gebied van taal en cultuur en een speciaal pad ontwikkelen voor deze groep, gericht op het aanleren van vaardigheden in plaats van diploma’s.
  • Bedrijven en mbo’s zouden financieel ondersteund moeten worden, zodat de rekening niet volledig bij hen komt te liggen en het ook aantrekkelijker wordt voor het Midden- en Kleinbedrijf zich hieraan te committeren.
  • Bovenal moet het rijk de gemeenten faciliteren om zo iedereen de kans te geven die hij/zij verdient.

Op deze manier benutten we het potentieel van deze groep, geven we hen een kans op echt passend werk en helpen we onze economie door niet alleen in hen te investeren, maar ook een groot tekort op te lossen. Klinkt toch een stuk beter dan dertig zijn en een baan hebben  onder je kunnen?